De bramen, in een zeef, onder de kraan, afspoelen en daarna droogdeppen. De bramen gaan samen met de geleisuiker en het citroensap in een steelpan. Zorg ervoor dat de suiker goed verdeeld is over de bramen. Op hoog vuur prak je (met een vork) de bramen ‘stuk’. Het vuur zachter zetten zodra het gaat koken maar zorg er wel voor dat het rustig door blijft koken. Kook de marmelade ca. 5 minuten. Daarna roer je met een lepel door de jam en doe je de geleiproef. Als de marmelade de test doorstaan heeft, doe je de marmelade in een gesteriliseerd potje. Deksel erop, keer het potje om zodat het potje vacuüm trekt en zo kun je de marmelade een aantal maanden bewaren. 

Wat is nu die geleiproef. Je test dan of de marmelade dik genoeg is. Haal je lepel met de bolle kant door de marmelade en trek hier met je vinger een lijn door. Als de marmelade niet terug loopt, is ie goed!

Om te bewaren, gebruik ik alleen gesteriliseerde potjes omdat ik de marmelade dan extra lang kan bewaren. Je steriliseert de potjes en deksel door ze een paar minuten in een pan met kokend water te koken. 

Het is weer fijn, zo een voorraadje marmelade op de plank!